zaterdag 9 december 2023

Een rode lijn voor de rechtsstaat

Nederland is een democratische rechtsstaat. De begrippen democratie en rechtsstaat zijn nauw verweven. Een democratie kan niet goed functioneren zonder dat er sprake is van een rechtsstaat. En omgekeerd is de democratie een wezenlijk onderdeel van wat wij als een rechtsstaat beschouwen. Maar er zit ook een zekere spanning tussen deze begrippen. Zo kun je met een democratisch tot stand gekomen besluit de rechtsstaat terzijde schuiven. Recente voorbeelden zijn Polen onder de PiS regering en Hongarije onder Orbán. En ook Hitler is in 1933 op democratische wijze aan de macht gekomen.

Wat te doen als er een partij verkozen wordt die het niet nauw neemt met de rechtsstaat en belangrijke elementen van de rechtsstaat wil aantasten? Een partijverbod gaat doorgaans te ver: dit op zich staat al op gespannen voet met de democratie en met de rechtsstaat. Dat moet je bewaren voor hooguit zeer uitzonderlijke gevallen. Belangrijker is dat de partijen die het wel van belang achten de rechtsstaat in stand te houden, deze daadwerkelijk verdedigen. Zij zouden niet moeten samenwerken met partijen die de rechtsstaat willen aantasten. Doen zij dat wel, dan dreigen zij zich op een hellend vlak te begeven. Je werkt mee aan een partij die de rechtsstaat wil ondermijnen en voor je het weet wordt die partij als regeringspartij bij de volgende verkiezingen nog sterker en kan daardoor meer eisen stellen.

De PVV heeft in zijn verkiezingsprogramma een aantal voorstellen die zonder meer de Nederlandse rechtsstaat aantasten. Zo wil de PVV islamitische scholen, korans en moskeeën verbieden. Deze voorstellen gaan lijnrecht in tegen een aantal grondrechten, die vast liggen in de Nederlandse Grondwet en in een aantal internationale verdragen.

Nu heeft Wilders gezegd dat hij deze voorstellen ‘in de ijskast’ wil zetten. Maar in de ijskast zetten is niet genoeg. Deze voorstellen die de rechtsstaat ondermijnen blijven, aldus Wilders, deel van het DNA van de partij uitmaken. Je kunt ze dus nog altijd uit de ijskast halen wanneer dat later gelegen komt. Democratische partijen die zich sterk maken voor de rechtsstaat zouden daar geen genoegen mee moeten nemen. Voorwaarde voor het in zee gaan met de PVV als coalitiepartner zou moeten zijn dat Wilders uitdrukkelijk – en blijvend – afstand neemt van de voorstellen die de grondrechten aantasten. Iedere politieke partij die dat niet als eis stelt overschrijdt daarmee een rode lijn die de rechtsstaat moet beschermen.

Omgekeerd zou de PVV zich naar de goede kant van deze rode lijn kunnen bewegen door expliciet en blijvend afstand te nemen van voorstellen die de rechtsstaat ondermijnen. Op de avond van 22 november zei Wilders dat partijen nu over hun eigen schaduw heen moesten springen om de vorming van een coalitieregering mogelijk te maken. Welnu, het is aan hem om daarin het goede voorbeeld te geven en zorg te dragen dat de PVV aan de goede kant van de rode lijn komt. Doet hij dat niet, dan is er maar één persoon in Nederland debet aan als de PVV buiten de regering blijft.


Sammy van Tuyll

www.libdem.nl

 

 

donderdag 5 mei 2022

Nederland moet solidair zijn met Europa én met Oekraïne

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne hebben de landen van de Europese Unie € 48 miljard voor de aankoop van fossiele brandstoffen naar Rusland overgemaakt, ondanks de boycot van Russische producten. Dat is gemiddeld € 700 miljoen per dag. Dit is voor Poetin een belangrijke financieringsbron om de oorlog voort te zetten. Van deze geldstroom heeft 56% betrekking op aardgas, 42% op olie en 2% op kolen.

Het stoppen met deze geldstroom, en dus stoppen met de invoer van aardgas uit Rusland zou een belangrijke bijdrage leveren aan het verkorten van de oorlog. Nederland heeft onlangs het dappere besluit genomen om de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen. Maar dat zet weinig zoden aan de dijk. Nederland importeert op jaarbasis slechts 6 miljard kuub Russisch aardgas, tegen 168 mrd kuub voor de hele Europese Unie. Het zou dus veel meer effect hebben als andere landen ook zouden afzien van de invoer van Russisch aardgas, met name de grotere landen als Duitsland.

 Maar kan dat zo maar? Bondskanselier Olaf Scholz heeft er op gewezen dat een ban op Russisch aardgas de Europese economie in een recessie zou storten, zonder dat de oorlogvoering van Poetin er echt last van zou hebben. Vanwege de economische gevolgen is er daarom in Duitsland veel weerstand tegen het afzien van aardgas uit Rusland. Begrijpelijk. Het is daarom zaak om te zoeken naar alternatieve leveranciers. En daar zou Nederland een rol kunnen spelen. In Groningen zit nog iets meer dan 500 miljard kuub aardgas onder de grond. In het topjaar 2013 produceerde Nederland zo’n 82 miljard kuub. Dat is nu teruggevallen tot 21 miljard kuub. Maar als de productie weer zou stijgen tot het niveau van 2013, zou daarmee jaarlijks 60 miljard kuub aardgas op de Europese markt komen. Die hoeven wij dan niet uit Rusland te importeren. Daarmee zou de Nederlandse productie ruim een derde van de Europese invoer uit Rusland compenseren, een belangrijke stap om Europa helemaal van het Russisch aardgas af te halen. Ondertussen kan gezocht worden naar duurzamere oplossingen.

Maar hoe zit dat dan met de aardbevingen in Groningen? Dat was destijds een belangrijke reden om de productie in Groningen te verminderen. Op zich terecht: Groningen is tot nu toe schandalig behandeld en velen wachten nog steeds om maatregelen om hun huizen te herstellen en veilig te maken. Het is daarom rechtvaardig als de opbrengsten van de extra aardgas productie in eerste instantie naar Groningen gaan. Het gaat dan om zo’n € 100 mln per dag. Daarmee kan veel van de schade aan huizen en gebouwen hersteld worden.

En het klimaat dan? Minister Jetten zal zeggen dat dit ten koste van het klimaat gaat. Ten onrechte! Het is voor het klimaat beter als aardgas gestookt wordt in plaats van olie, steenkool en bruinkool, hetgeen bijvoorbeeld in Duitsland de brandstof is die gebruikt wordt als het aardgas weg zou vallen. Met een groter aanbod van Nederlands aardgas zullen bovendien de aardgasprijzen dalen. Dit heeft twee effecten. Ten eerste zal Poetin ook getroffen wordt in de resterende uitvoer van aardgas. Ten tweede leidt een lagere gasprijs tot een lagere inflatie en verkleint dat het koopkrachtverlies waar velen nu last van hebben. Het effect op de aardgasprijzen zal al merkbaar zijn vanaf de aankondiging om meer gas te produceren.

Nederland moet ruimer denken en solidair zijn met Europa en met de Oekraïne. En uiteindelijk ook met Groningen!

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl

woensdag 9 februari 2022

Rutte IV, tegenovergestelde van Rutte II

Het kabinet Rutte IV is nu vier weken bezig. Enkele bewindslieden hebben al laten zien waar zij voor staan, van andere valt dit nog te bezien en sommige, zoals de minister van Justitie, zijn direct al door de mand gevallen. In sommige opzichten lijkt het kabinet Rutte IV het tegenovergestelde van Rutte II. Ik heb het dan niet over de langste formatie ooit (2021) tegenover een korte - en veel te snelle - formatie in 2012. Maar vooral over het voorgenomen beleid. Uit het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitzien naar de toekomst’ blijkt dat dit kabinet van plan is een aantal fouten van Rutte II ongedaan te maken.

Dat geldt in de eerste plaats voor het begrotingsbeleid. Rutte II voerde drastische bezuinigingen door. De verzorgingsstaat werd daarbij grotendeels ontmanteld. Het kabinet was van mening dat dit goed zou zijn voor de economie, ondanks de waarschuwingen van veel economen dat je niet in een recessie op de rem moest trappen. LibDem was destijds de enige politieke partij die zich tegen dit desastreuze beleid uitsprak. De rest slikte het als zoete koek. Het kabinet Rutte IV doet precies het omgekeerde van Rutte II: er wordt nu gesmeten met geld. En dat terwijl de economie oververhit raakt, de arbeidsmarkt gespannen is en de inflatie aantrekt. In beide gevallen een procyclisch beleid; in beide gevallen even slecht voor de economie.

Met het diametraal andere begrotingsbeleid van Rutte IV worden een aantal maatregelen uit Rutte II teruggedraaid. Zo wordt de volstrekt onzinnige verhuurdersheffing van Rutte II binnenkort afgeschaft. De verhuurdersheffing is een belasting op sociale woningverhuur die sinds 2013 geheven werd. Als gevolg van de verhuurdersheffing moesten woningbouwcorporaties jaarlijks zo’n 1,7 mrd ophoesten. Daardoor hielden zij minder geld over om te investeren in nieuwbouw. Uit onderzoek blijkt dat zonder de verhuurdersheffing de corporaties tussen 2013 en 2023 zo’n 93.500 extra woningen hadden kunnen bouwen. De huidige wooncrisis is dus voor een groot deel veroorzaakt door het beleid van Rutte II. Terecht dat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft, alleen merkwaardig dat deze maatregel pas in 2023 in gaat.

Een andere maatregel die teruggedraaid wordt is het leenstelsel voor studenten. Rutte II had – met steun van alle middenpartijen in de Kamer - de basisbeurs afgeschaft en het leenstelsel ingevoerd, waarbij studenten voor hun studiekosten bij het Rijk konden lenen en aldus een studieschuld opbouwden. Met name die studieschuld is voor velen bezwaarlijk omdat zij dan na afstuderen niet of minder kunnen lenen om een woning te kopen.

Helaas draait Rutte IV niet alle verkeerde maatregelen van Rutte II terug. Zo heeft Rutte II in 2015 allerlei taken van het Rijk naar de gemeenten overgeheveld onder het motto ‘meer doen met minder geld’. De maatregel ging met forse bezuinigingen gepaard. In de praktijk is gebleken dat het ‘minder doen met meer geld’ is, waardoor veel gemeenten nu met aanzienlijke tekorten op de begroting te kampen hebben en met name de Jeugdzorg geheel ontregeld is. Tevoren was duidelijk dat dit een verkeerd beleid was dat veel schade zou opleveren. LibDem heeft dat destijds herhaaldelijk betoogd en helaas zijn die voorspellingen uitgekomen. Daarover meer in een volgende blog.

 

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl

maandag 20 september 2021

Eerst denken, dan doen

De Haagse politiek begint steeds meer geloofwaardigheid te verliezen. Het huidige gebrek aan vertrouwen in de overheid komt doordat er een hap snap beleid gevoerd wordt, dat vaak niet goed doordacht is. Met als gevolg: men gaat van het ene naar het andere extreem, het is hollen of stilstaan, het beleid richt zich vooral op symptoombestrijding en pakt de oorzaken niet aan, er is verspilling van talenten, geld en tijd. Ondoordacht beleid heeft ook tot gevolg dat de overheid bij de eerste kritiek vasthoudt aan het eigen gelijk, en pas als het maar al te duidelijk is dat er een verkeerd beleid is gevoerd, de koers wendt – maar dan weer doorschiet naar de andere kant.

Eén van de redenen dat het beleid te weinig doordacht is, is dat er een gebrek aan echt inhoudelijk debat is. Niet alleen in de Kamer, maar (vooral) ook in de media. Er zijn voorbeelden te over. Juist nu er een aantal belangrijke thema’s zijn waar nodig iets aan gedaan moet worden (klimaat, woningmarkt, arbeidsmarkt, onderwijs, Europa), is het des te harder nodig dat er een goed doordacht beleid wordt gevoerd. En dat kan alleen met een grondig debat, waarbij ook ideeën ‘out of the box’ worden meegenomen en op serieuze wijze bediscussieerd. En met name dat laatste is belangrijk. Kritiek op voorgenomen beleid moet serieus genomen worden, ook al komt die van een partij die met maar enkele zetels in de Kamer vertegenwoordigd is, of zelfs helemaal niet in de Kamer aanwezig is. Het gaat immers om de inhoud en om een zo goed mogelijk beleid te voeren en dan zijn argumenten belangrijker dan Kamerzetels. Althans…. zouden belangrijker moeten zijn, maar de werkelijkheid is helaas anders.

De toeslagenaffaire is een voorbeeld van dergelijk ondoordacht beleid. Omdat er eerst sprake was van regelgeving en uitvoering waarbij onvoldoende gecontroleerd werd, konden mensen in Bulgarije frauderen met uitkeringen en toeslagen. Daar schrok de politiek zo van, dat de regelgeving naar de andere kant doorschoot en eenieder die maar een enkele fout of vergissing in een aanvraag maakte, werd als fraudeur gezien en moet het hele ontvangen bedrag terugbetalen, hetgeen vaak onmogelijk was.

Een ander voorbeeld zijn de decentralisaties van Rijkstaken naar gemeentes, zoals de WMO, de langdurige zorg en de jeugdzorg. Dat is gedaan onder het motto ‘meer doen voor minder geld’. Omdat ook dit beleid slecht doordacht is, komt het uiteindelijk neer op ‘minder doen voor meer geld’. Met name in de jeugdzorg heeft dat desastreuze gevolgen, die nog tot hoge kosten in de toekomst zullen leiden. Hoewel deze gevolgen van tevoren te voorzien waren geweest, was er in de tijd dat de maatregelen door het kabinet Rutte-Asscher zijn doorgevoerd, sprake van een tunnelvisie. De maatregelen werden breed gesteund en kritiek werd niet serieus genomen, laat staan dat er een debat over gevoerd werd.

Er zijn voorbeelden te over: het begrotingsbeleid, de politie, de zorg, de woningmarkt, het klimaat. Allerlei voorbeelden waar een duidelijk verkeerd beleid is gevoerd, met hoge maatschappelijke en financiële kosten als gevolg. Het is van belang om in de toekomst goed na te denken – en te discussiëren – voordat beleid wordt gevoerd: eerst denken, dan doen. Eerst denken, dan doen is een belangrijke voorwaarde om het vertrouwen in de politiek te herstellen.

In komende blogs zullen enkele van de hier genoemde voorbeelden verder uitgewerkt worden.

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl

zaterdag 11 september 2021

Een rationeel klimaatbeleid is urgent!

Het laatste rapport van het IPCC over het klimaat heeft ons weer wakker geschud. Het is urgent om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Essentieel is daarbij ook een beleid te voeren dat zowel effectief, rechtvaardig als economisch verantwoord is. En daar is op dit moment geen sprake van. Niet in Nederland en niet in Europa.

Het beleid dat tot nu toe in Nederland gevoerd wordt is ineffectief en legt de lasten eenzijdig bij de burgers en sommige bedrijven. Geen wonder dat veel mensen afhaken en uit frustratie op klimaatsceptische partijen stemmen. Wist u bijvoorbeeld dat de energiebelasting voor kleinverbruikers (gezinnen) 28,9 cent per m3 bedraagt en voor grootgebruikers 4,3 cent per m3? Dat is niet alleen onrechtvaardig, maar ook inefficiënt! Dat moet natuurlijk gelijkgetrokken worden. Maar niets daarover in het ‘Document op hoofdlijnen’ dat VVD en D66 geschreven hebben als aanzet voor een nieuw regeerakkoord.

Essentieel is het daarom een rationeel klimaatbeleid te voeren dat generiek werkt ten opzichte van alle sectoren. Dat wil zeggen een beleid dat consumenten en bedrijven gelijk behandelt, dat effectief is voor het klimaat en de concurrentiepositie van bedrijven niet onnodig ondermijnt. Een dergelijk rationeel beleid moet Europees gevoerd worden en bestaat uit drie elementen.

Ten eerste moet er een algemene heffing komen op alle CO2 uitstoot uit fossiele bron (kolen, olie gas) die door de overheden in Europa wordt opgelegd en voorspelbaar oploopt. Een dergelijke heffing kan eenvoudig geheven worden aan de Europese buitengrens wanneer de fossiele brandstoffen Europa binnen komen of bij de bron wanneer zij uit de grond worden gehaald. Er bestaat immers een vaste relatie tussen de fossiele bron en de uitstoot van CO2. Zo levert iedere molecuul aardgas bij verbranding één molecuul CO2 op.

Ten tweede moet de opbrengst van een dergelijke heffing teruggegeven worden aan de burgers in de vorm van lastenverlichting, zodat de koopkracht gelijk blijft. Dit kan door ofwel de BTW ofwel de inkomstenbelasting te verlagen, dan wel een combinatie van beide. Het effect zal zijn dat goederen en diensten die met veel CO2-uitstoot gepaard gaan - zoals vliegreizen - duurder worden en de niet-vervuilende producten goedkoper. Deze teruggaaf beschermt de minder draagkrachtigen beter dan het voorstel van de Europese Commissie ”Fit for 55” dat medio juli verscheen.

Ten derde moet het niet zo zijn dat bedrijven hun productie naar buiten Europa verplaatsen omdat daar geen heffing wordt opgelegd. Een dergelijk ‘koolstoflek’ kun je voorkomen door aan de Europese buitengrens een correctiemechanisme in te voeren, de Border Carbon Adjustment (BCA). Een dergelijk mechanisme houdt in dat er bij invoer van goederen van buiten Europa gekeken wordt hoeveel uitstoot van CO2 met de productie en het vervoer van die goederen gemoeid is geweest en vervolgens wordt die uitstoot met hetzelfde tarief belast als in de Europese Unie geldt. Als bijvoorbeeld 1000 ton staal uit Zuid-Korea wordt ingevoerd, wordt berekend welke CO2 uitstoot met de productie en het vervoer is gemoeid en dat wordt vermenigvuldigd met het in Europa geldend tarief. Omgekeerd kan bij uitvoer van staal naar landen buiten Europa, de heffing die in Europa betaald is, teruggegeven worden. Met een dergelijk BCA kan in Europa een streng klimaatbeleid gevoerd worden, zonder dat dit ten koste gaat van de concurrentiepositie van de Europese economie, integendeel.

De meeste economen zijn voorstander van het hier geschetste rationele klimaatbeleid, omdat het de enige manier is om een zowel effectief als rechtvaardig beleid te voeren, dat bovendien minder bureaucratisch is en minder gevoelig voor lobbyisten dan het huidige beleid. LibDem is al vanaf 2009 voorstander van een rationeel klimaatbeleid. Zie bijvoorbeeld hier.

De voorstellen van de Europese Commissie in “Fit for 55” gaan weliswaar voor een deel in de richting van een rationeel klimaatbeleid, maar niet helemaal en blijven daardoor ineffectief. Zo wordt het emissiehandelssysteem gehandhaafd, hetgeen bureaucratisch is en veel minder voorspelbaar is dan een algemene heffing. Ook worden de verschillende sectoren verschillend behandeld, hetgeen niet alleen tot willekeur leidt, maar ook ten koste van de effectiviteit gaat. Dit zal bovendien de nodige onderhandelingen vergen. De BCA wordt wel voor de invoer van sommige goederen ingesteld, maar niet voor de uitvoer, waardoor Europese bedrijven die voor de wereldmarkt produceren door een streng klimaatbeleid benadeeld worden. Het halfbakken beleid van de Europese Commissie is dus willekeurig, bureaucratisch en zal niet tot de gewenste reductie van de CO2 uitstoot leiden.

Alleen een rationeel klimaatbeleid zoals hierboven geschetst is effectief, rechtvaardig en economisch verantwoord; alleen daarmee kan op een serieuze wijze de opwarming van de aarde worden tegengegaan. Dit zou de kern van het klimaatbeleid in het regeerakkoord van het te vormen kabinet moeten zijn. Te vrezen valt dat dat niet zal gebeuren.  

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl 

donderdag 2 september 2021

Inhoud: verkeerde volgorde

De volgorde: probleemanalyse - voorstellen - inhoudelijk debat - verkiezingen - kabinetsformatie wordt nu omgekeerd. Dat ondermijnt democratie en vertrouwen

Met de benoeming van Johan Remkes tot informateur is een nieuwe fase in de kabinetsformatie aangebroken. Velen klagen erover dat de formatie zo lang duurt. Dat is in dit geval mede het gevolg van de gebrekkige verkiezingscampagne en het ontbreken van inhoudelijk debat.

In de verkiezingscampagne die voorafging aan de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart was nog minder ruimte voor inhoudelijk debat dan bij voorgaande verkiezingen. Er was geen mogelijkheid voor bijeenkomsten waar gediscussieerd werd en in de televisiedebatten ging veel aandacht naar de maatregelen tegen de Covid-19 pandemie.

En dat, terwijl het noodzakelijk is op allerlei terreinen maatregelen te nemen. Het klimaat, de arbeidsmarkt, de zorg, het onderwijs, de woningmarkt vragen om beleid dat de inmiddels al te duidelijk geconstateerde problemen oplost. En een serieuze aanpak van deze problemen is urgent. Zoals Herman Tjeenk Willlink in zijn Eindverslag als informateur opmerkt: ‘Vertrouwen van burgers in de overheid is afhankelijk van de zekerheid die de overheid kan bieden bij het oplossen van maatschappelijke problemen; nu, in de komende maanden in de jaren die voor ons liggen. (…..) De formatie moet in dienst van dat vertrouwen staan.’

Die zekerheid waar Tjeenk Willink het over heeft, kun je alleen krijgen als een beleid wordt gevoerd dat stevig in elkaar zit en dat kan alleen als er goed over gediscussieerd is en alle consequenties goed zijn doordacht. Daar is nu geen sprake van, vandaar dat het beleid zwabbert van het ene extreem naar het andere. Er zijn vele voorbeelden, denk alleen maar aan het begrotingsbeleid: in de periode 2012-2017 moest er met alle macht (en in strijd met wat economisch verstandig is) bezuinigd worden, nu is het begrotingstekort geen issue meer.

De reden dat de kabinetsformatie zo lang duurt, is dat er tot nu toe nog niet over de inhoud van het beleid is gesproken, niet tijdens de formatie tot nu toe, maar ook niet in de verkiezingscampagne. En eigenlijk zou ook dat te laat zijn. Om een verstandig beleid te voeren en om de kiezer echt een keus te geven, moeten de verschillende beleidsalternatieven al in een vroeg stadium besproken worden; dat geldt niet alleen de beleidsalternatieven van de politieke partijen, maar ook van denktanks, wetenschappers e.d. Pas na een goed inhoudelijk debat, kunnen politieke partijen besluiten bepaalde voorstellen in hun verkiezingsprogramma op te nemen. En in de verkiezingscampagne kunnen de politici dan de door hun partij gekozen oplossing verdedigen. Op deze manier heeft de kiezer daadwerkelijk invloed op het beleid en kan er een beleid gevoerd worden dat consistent is.

Daar is nu geen sprake van. De verkiezingen zijn gehouden zonder noemenswaardig inhoudelijk debat over de hierboven genoemde onderwerpen. Debatten gingen hoofdzakelijk over de coronamaatregelen en voor zover over de andere – even urgente – onderwerpen gesproken werd, was dat zeer oppervlakkig. Vervolgens kwamen de verkiezingen en pas bij het (in)formatieproces komt de inhoud van het te voeren beleid ter sprake. De kiezer wordt straks geconfronteerd met een regeerakkoord waar allerlei verrassingen in staan en waar hij nauwelijks invloed op heeft kunnen uitoefenen. Dat staat op gespannen voet met de democratie en het zal zeker het vertrouwen van de burger in de overheid niet ten goede komen. Integendeel! Voorkomen moet worden dat – zoals bij de formatie in 2012 – afspraken worden gemaakt om allerlei zake overhoop te halen zonder dat de kiezer daar van te voren van op de hoogte was.

Als je daadwerkelijk het vertrouwen van de burger in de overheid wilt versterken, zul je opnieuw verkiezingen moeten houden die voorafgegaan worden door goede inhoudelijke debatten over de verschillende oplossingen die de politieke partijen hebben om de meest prangende problemen op te lossen. Wat nu gebeurt, is in feite de verkeerde volgorde. En dat gaat ten koste van de democratie, en ook van de kabinetsformatie.

 

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl

maandag 15 maart 2021

Onbetrouwbare verkiezingen

Aanstaande woensdag worden, midden in de pandemie, Tweede Kamerverkiezingen gehouden. Zijn die wel democratisch? En is het zinvol om tijdens een pandemie verkiezingen te houden?

Een maand geleden was er nog een debat over de vraag of de verkiezingen wel door moesten gaan. Enkele burgemeesters uitten toen zorgen over de veiligheid van verkiezingen. Zij pleitten voor uitstel en wilden in ieder geval dat aan het Outbreak Management Team advies zou worden gevraagd. Dat advies is er nooit gekomen, ook al waren OMT leden bezorgd over het besmettingsrisico tijdens verkiezingen. Uitstel zou inderdaad zo gek niet zijn geweest. In Frankrijk zijn de regionale verkiezingen vanwege de pandemie uitgesteld en in Duitsland zijn de deelstaatverkiezingen in Thüringen doorgeschoven van 25 april naar 26 september. Maar niet in Nederland.

In deze discussies ging het vooral om de veiligheid van het stemmen zelf. Zou het wel veilig zijn om naar het stemhokje te gaan? Vanwege twijfel daarover wordt verwacht dat de opkomst bij deze verkiezingen vanwege corona lager zal zijn dan normaal. Dit betekent dat de uitslag als gevolg van de lage opkomst vertekend zal zijn.

Maar dat is niet de enige reden om te twijfelen over de waarde van deze verkiezingen. Er zijn twee belangrijkere bedenkingen tegen het houden van verkiezingen in corona tijd.

Ten eerste kan er met de huidige beperkingen niet of nauwelijks campagne worden gevoerd. In verkiezingstijden moeten de debatten niet alleen op TV of online worden gevoerd, maar ook in zaaltjes, op straat, op verkiezingsmarkten, etc. Daar is nu geen sprake van.

Ten tweede wordt het nieuws en de discussie grotendeels opgeëist door de pandemie. En de bestrijding van de pandemie is niet de essentie van het beleid dat de komende vier jaar gevoerd moet worden. 

Er zijn een aantal belangrijke onderwerpen die met de nodige urgentie moeten worden aangepakt: klimaat, arbeidsmarkt, woningmarkt, zorg, onderwijs, Europa, tweedeling in de samenleving. Deze vragen alle om een fundamentele discussie die verder gaat dan een enkel televisiedebat of een één op één gesprek. Maar als de aandacht overwegend naar de pandemie en de daartegen genomen maatregelen gaat, komen deze onderwerpen nauwelijks aan bod. Dit zijn echter wel onderwerpen die bij de formatie direct op tafel komen te liggen. Te verwachten valt dat er straks in een regeerakkoord ingrijpende maatregelen worden aangekondigd die in de verkiezingscampagnes niet of nauwelijks besproken zijn. Al vóór de verkiezingen kun je daarom de conclusie trekken dat de kiezers zich straks bedrogen zullen voelen, omdat zij niet op de hoogte waren van het voorgenomen beleid en de argumenten die daar voor of tegen pleiten, laat staan dat zij zich daarover hebben kunnen uitspreken.

De komende verkiezingen kunnen daarom niet of nauwelijks als democratisch gezien worden. De uitslag ervan zal onbetrouwbaar zijn, zeker gelet op alles wat de komende jaren op het spel staat. 

Het zou daarom beter zijn als in 2022 – als de pandemie hopelijk voorbij is – opnieuw verkiezingen worden gehouden.

 

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl