woensdag 29 augustus 2012

Kiezen over economie



‘Er valt wat te kiezen’, aldus Coen Teurlings, directeur van het Centraal Planbureau. Met name op het gebied van economie valt er dit jaar echt wat te kiezen. De fundamentele keus is tussen verstandig en onverstandig economisch beleid.

Conform de Haagse mythe dat het nu in Nederland noodzakelijk is versneld de overheidsfinanciën op orde te brengen, doen de gevestigde partijen een wedstrijdje wie het meest kan bezuinigen. De resultaten zijn doorgerekend door het Centraal Planbureau en die liegen er niet om. Bij alle partijen daalt het bruto binnenlands product (bbp) en stijgt de werkloosheid als gevolg van de door hen voorgestelde maatregelen. De SGP en D66 zijn kampioen werkloosheid met stijgingen van 1,5 en 1,3%-punt. De enige uitzondering is de partij die het minst bezuinigt, de PVV. Bij de PVV is de economische groei 0,1%-punt hoger dan zonder maatregelen en is de werkloosheid 0,5% lager.

LibDem is voor een beleid om eerst de economie op orde te brengen, waardoor de overheidsfinanciën vanzelf weer in evenwicht komen. Als het nodig is maatregelen te nemen, kan dat beter bij een gezonde economie waarin iedereen weer aan het werk is dan in een situatie waarin er een hoge werkloosheid is. Je kunt beter niets doen dan een verkeerd beleid voeren. LibDem wil de economie wel hervormen, maar is tegen hervormingen die onbezonnen zijn en die worden doorgedrukt onder het motto dat ‘bezuinigen moet’. In dit kader komt het beleid van LibDem neer op de basisvariant van het Centraal Planbureau. En die is in veel opzichten beter dan de maatregelen die voorgesteld worden.

Waarom het economisch beleid van de gevestigde partijen onverstandig is, heb ik uitgelegd in mijn vorige blog van vrijdag 24-8. De berekeningen van het Centraal Planbureau bevestigen die analyse voor 100%.

Zo nemen bij alle partijen de binnenlandse bestedingen af ten opzichte van het basispad. Dat heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. Zoals gezegd neemt de werkloosheid bij alle partijen (behalve de PVV) verder toe. Bij de PvdA en D66 zelfs met 1,3%-punt. Het gaat dan wel om 100.000 extra werklozen! Ook bij de VVD neemt de werkloosheid toe, zij het met ‘slechts’ 65.000. Dat deze personen in 2040 weer werk kunnen krijgen, is mooi, maar dat helpt nu niet veel.

Is dat nu verstandig beleid? Laten wij eens kijken waar het allemaal om begonnen was: de overheidsfinanciën. Door de negatieve gevolgen voor de economie en zogenaamde inverdieneffecten daalt het tekort veel minder dan wat er bezuinigd wordt. Voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën is de staatschuldquote – de verhouding tussen de staatsschuld en het bbp - een belangrijke variabele. Bij VVD, PvdA, PVV en CDA stijgt deze ten opzichte van het beleid van LibDem. Het beoogde resultaat – een stabilisering dan wel daling van de staatsschuldquote - wordt dus in het geheel niet bereikt, integendeel! Het Planbureau legt uit dat dat door het noemereffect komt: “bij veel partijen komt het nominale bbp lager uit dan in het basispad.” Met andere woorden: meer groei (LibDem) zorgt voor een lagere staatschuldquote. Alleen bij GroenLinks neemt de staatsschuldquote noemenswaardig af, maar dat komt vooral omdat de inflatie wordt aangewakkerd.

Een andere variabele, die vaak minder aandacht krijgt, is het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans. Nederland heeft al een overschot op de lopende rekening: wij verdienen als land meer dan wat wij uitgeven. Volgens het basispad stijgt dit overschot in 2017 naar 9,25% van het bbp. Dat is fors! Dat is ook onwenselijk, gelet op de werkloosheid en ook in verband met de onevenwichtigheden in Europa. Wil de eurocrisis opgelost worden, dan moeten de zuidelijke landen kunnen exporteren naar Noord-Europese landen. De Europese Unie vindt een dergelijk overschot dan ook te hoog en het zou goed zijn als Nederland weer meer zou besteden. Maar nu de beleidsmaatregelen: bij alle gevestigde partijen neemt dit overschot toe! Bij D66 zelfs met 1%-punt van het bbp. Hoezo een pro-Europese partij?

De keus is duidelijk: gaan wij door met het “saneren” van de overheidsfinanciën ten koste van de economie en de werkgelegenheid of zorgen wij eerst dat de economie weer op gang komt en zo veel mogelijk mensen weer aan het werk zijn? De gevestigde partijen zijn voor het eerste, LibDem voor het laatste. Er valt dus echt iets te kiezen!


vrijdag 24 augustus 2012

Politici bestrijden vorige crisis

Generaals zijn vaak bezig de vorige oorlog uit te vechten. Het lijkt alsof de meeste politici in Nederland ook de vorige economische crisis aan het bestrijden zijn. Als je Rutte, Pechtold, van Haersma Buma hoort spreken hebben zij een uitstekend recept om de crisis op te lossen. Maar dan wel die van begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Niet de huidige. Je vraagt je af of zij het verschil wel kennen tussen een Keynesiaanse en een klassieke werkloosheid.

In de jaren tachtig was er sprake van een klassieke werkloosheid. De lonen waren te hoog ten opzichte van de prijzen. Het was daarom niet lonend om de werkgelegenheid uit te breiden. Nederland leed aan de zogenoemde Dutch disease en had zich uit de markt geprijsd. Wij gaven als land meer uit dan wat wij verdienden en hadden dus een tekort op de betalingsbalans. In die situatie had het geen zin om het tekort van de overheid te laten oplopen. Er was immers geen sprake van een vraagtekort. Toch is het overheidstekort toen fors gestegen: van 0,8% in 1977 naar maar liefst 6,2% in 1982. Dat was toen niet verstandig en onder die omstandigheden was het beter geweest de overheidsfinanciën sneller op orde te brengen.

Nu is de situatie heel anders: er is sprake van een Keynesiaanse werkloosheid. De economie krimpt door een tekort aan vraag naar goederen en diensten. Onder die omstandigheden moet de overheid juist zorgen dat de vraag op peil blijft. Dat gebeurt nu niet en doordat de overheid bezuinigingen en lastenverhogingen aankondigt, worden de mensen bang en geven minder uit. Je ziet in Nederland de binnenlandse bestedingen teruglopen en de Nederlandse economie doet het dan ook slechter dan die van de omringende landen. Een duidelijk verschil met de jaren tachtig is ook dat wij al jaren een fors overschot op de betalingsbalans hebben: wij verdienen als land meer dan dat wij uitgeven. Dat overschot loopt nu verder op door de terugval van de binnenlandse bestedingen en dat is niet goed voor het evenwicht in Europa.

Onder de huidige omstandigheden is het het beste om de zogenaamde automatische stabilisatoren te laten werken: het overheidstekort loopt dan iets op en zal vanzelf weer dalen als de economie weer aantrekt. 

En de staatsschuld dan? Natuurlijk zal die iets stijgen, maar dat moet ook in perspectief worden geplaatst. In 1950, tijdens de wederopbouw was deze 141% van het bruto binnenlands product. Dat is als gevolg van economische groei gedaald tot 38% in 1977. Door de crisis in de jaren tachtig liep deze op tot 77% in 1993. Op dit moment bedraagt de staatsschuldquote 72%.

Een groot verschil is evenwel de lange rente. In de jaren tachtig was deze heel hoog, met een top van 11,5% in 1981. Dat past bij het economisch beeld van toen: een klassieke werkloosheid die met verkeerd beleid bestreden werd. Als gevolg daarvan betaalde de overheid enorme rentelasten over de staatsschuld met maxima van 6,2% van het bruto binnenlands product in 1985 en 1992. Nu bedraagt de lange rente 2,0% en zijn de rentelasten van de overheid 2,0% van het bruto binnenlands product.

Natuurlijk is het verstandig de staatsschuld niet te ver te laten oplopen en moeten de overheidsfinanciën op termijn weer gezond zijn. Maar voor gezonde overheidsfinanciën is een gezonde economie nodig. Met het huidige beleid bereik je dat niet. Doordat de binnenlandse bestedingen teruglopen, zal de werkloosheid verder stijgen en zullen bedrijven failliet gaan. Dat is kapitaalvernietiging. De lessen van de jaren tachtig laten zien dat een “verloren generatie” - schoolverlaters die geen werk kunnen vinden – tenminste tien jaar nodig heeft om de schade weer in te halen. Dat is pas echt lasten naar de toekomst verschuiven.

Het zou goed zijn als de politici de balans tussen deze twee kwaden eens zouden opmaken: een iets hogere staatsschuld bij een lage rente of een hoge werkloosheid en een verloren generatie. LibDem kiest voor werkgelegenheid en het gezond maken van de economie. Dan daalt het overheidstekort en de staatschuld vanzelf, dat duurt alleen iets langer. Dat beleid past nu in de huidige economisch omstandigheden.

Wat de meeste andere politici doen is de crisis van de jaren tachtig bestrijden. En daardoor kan de huidige crisis nog heel lang duren. Zij schuiven daarmee lasten naar de toekomst. Hoezo aanpakken en nu vooruit?


donderdag 16 augustus 2012

Democratie en rechtstaat

Op maandag 13 augustus is de StemWijzer officieel gelanceerd. De StemWijzer wordt door veel kiezers gebruikt als hulp bij het bepalen van hun stem. Het is een nuttig instrument, waarin terecht alle partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen zijn opgenomen. Na het doorlopen van 30 stellingen komt een scherm waarin de kiezer kan aangeven welke partijen hij bij zijn stemadvies wil betrekken. Hierbij zijn alle bestaande partijen automatisch aangevinkt. Voor nieuwe partijen moet de kiezer een extra handeling verrichten. Vaak wordt dat over het hoofd gezien, waardoor de kiezer een onvolledig stemadvies krijgt.

Deze ongelijke behandeling staat op gespannen voet met een basisvereiste van democratie, namelijk dat alle partijen bij verkiezingen – indien mogelijk – gelijk worden behandeld. LibDem heeft daar bezwaar tegen gemaakt en riep ProDemos, de uitgever van de StemWijzer, dit te herstellen. De reactie van ProDemos was dat de ongelijke behandeling te maken heeft met de overzichtelijkheid voor de kiezer. Met andere woorden: de kiezer zou het overzicht verliezen als plotseling de Piratenpartij of LibDem boven de VVD of de PvdA zou staan. Zou de kiezer in de ogen van ProDemos dom zijn?

LibDem kreeg bijval van alle nieuwe partijen; ook Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren applaudisseerde spontaan. Dat is een duidelijk teken van een democratische instelling. Later gaven Jetta Klijnsma (PvdA) en Jolande Sap (GroenLinks) steun aan de oproep van LibDem. Sybrand van Haersma Buma (CDA) daarentegen vond de handelswijze van ProDemos acceptabel. Zou hij vergeten zijn waar de D van CDA voor staat?
Het zou de andere partijen sieren als zij de oproep van LibDem voor een gelijke behandeling zouden ondersteunen. Dan kunnen zij laten zien dat zij democratie hoog in het vaandel hebben.

Al eerder heeft LibDem bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de StemWijzer opereert. In 2010 heeft het Platform Nieuwe Partijen in dat kader een gesprek gevoerd met de waarnemers van de OVSE bij de verkiezingen en met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Beiden vonden de wijze waarop de StemWijzer was ingericht laakbaar. De staatssecretaris heeft het IPP, die destijds verantwoordelijk was voor de StemWijzer, hierop aangesproken, maar tevergeefs.

ProDemos wordt met overheidsgeld gefinancierd en noemt zich ‘Huis voor Democratie en Rechtstaat’. Dan mag je verwachten dat ProDemos daar ook naar handelt en de democratie en rechtstaat hoog in het vaandel heeft. Dat blijkt dus niet het geval te zijn.

De meeste kiezers die gewezen wordt op de handelswijze van ProDemos, begrijpen onmiddellijk dat deze ondemocratisch is en reageren verontwaardigd. Nederland kan zich niet permitteren een zo slecht voorbeeld te zijn als het om democratie en rechtstaat gaat. Hoe kunnen wij dan nog pretenderen die in andere landen te willen bevorderen?

LibDem laat het hier niet bij zitten en blijft aandringen op een gelijke behandeling van alle partijen die deelnemen aan de verkiezingen. De handelswijze van ProDemos is een democratisch land onwaardig.




dinsdag 7 augustus 2012

Werk en Zekerheid


Vandaag heeft GroenLinks laten weten een nieuwe Wet Werk en Zekerheid te willen, ter vervanging van allerlei bestaande wetten. Volgens GroenLinks zou een dergelijke nieuwe wet goed zijn om iedereen een eerlijke kans op werk te geven. Vermoedelijk haalt het voorstel veel overhoop, zonder tot een daadwerkelijke oplossing te komen. Daar is meer voor nodig: LibDem vindt dat het liberaler en socialer kan.

Werk is belangrijk. Het hebben van werk is meer dan alleen een bron van inkomen: het leidt tot sociale contacten en een actieve deelname aan de samenleving. Het is een taak voor de overheid er voor te zorgen dat iedereen het werk kan vinden dat het beste bij hem of haar past.

In principe is het inkomen dat met werken verdiend kan worden gerelateerd aan de productiviteit van de werknemer. Een modale werknemer moet in staat zijn daarvan rond te kunnen komen. Maar er zullen altijd mensen zijn die - al of niet tijdelijk - minder productief zijn en die daardoor geen werk kunnen vinden waarmee zij voldoende kunnen verdienen om zich staande te houden.

De enige manier om zorg te dragen dat ook personen die minder productief zijn aan het arbeidsproces kunnen deelnemen is door hen een suppletie te geven op het verdiende loon. Wanneer hun productiviteit bijvoorbeeld drie euro per uur is, kan de overheid daar een suppletie van zes euro per gewerkt uur aan toevoegen, zodat het netto loon negen euro per uur bedraagt, dit is ongeveer het huidige minimumloon.

Deze loonkostensuppletie kan gezien worden als een vorm van negatieve inkomstenbelasting, zoals de ‘earned income tax credit’ in de Verenigde Staten; de loonkostensuppletie is echter gerelateerd aan het uurloon en niet aan het jaarinkomen. Wie maar acht uur per week werkt voor 15 euro per uur, krijgt dus geen loonkostensuppletie.

De loonkostensuppletie die LibDem voorstelt is veel algemener dan de huidige regelingen en ook dan wat GroenLinks nu voorstelt. Het betekent dat een school tegen betaalbare kosten een conciërge in dienst kan nemen, die daarmee toch een redelijk inkomen verdient. Het betekent dat een bedrijf iemand in dienst kan nemen die bijvoorbeeld kopieerwerkzaamheden doet of de post rondbrengt. Deze mensen zijn nu zonder werk en krijgen bijstand, waardoor zij buiten het arbeidsproces staan en wat voor de overheid duurder is.

Bij de loonkostensuppletie houdt iedereen zijn vrijheid: werknemers om die baan te zoeken die het best bij ze past en werkgevers om iemand in dienst te nemen die werkzaamheden verricht die voor hun organisatie ook nuttig is. Dat is duidelijk iets anders dan wat GroenLinks voorstelt: zogenoemde ‘harde afspraken’ waarbij werkgevers gedwongen worden een bepaald aantal mensen ‘met grotere afstand tot de arbeidsmarkt’ in dienst te nemen. Dat gaat dus nooit werken.

Vrijheid voor werknemers en werkgevers – met een begeleidende rol van de overheid – is altijd veel beter dan de betutteling en dwang die GroenLinks voorstelt. Dat is niet alleen liberaler en beter voor de economie, het is ook veel socialer.