woensdag 4 december 2013

Verborgen collectieve lasten

Voor de economie – en dus voor de werkgelegenheid – is het van belang de collectieve lasten zo laag mogelijk te houden. Hogere collectieve lasten maken arbeid immers duurder dan wel beperken de vrije bestedingen van consumenten. Lage collectieve lasten verhogen daardoor welvaart en welzijn, mits dit uiteraard niet ten koste gaan van de taken die de overheid moet uitvoeren.

Hoewel dit kabinet al veel collectieve lasten heeft verhoogd (o.a. BTW naar 21%), is het beleid er op gericht om verdere lastenverhoging te beperken. Dus moet de zelf opgelegde begrotingsdoelstelling van 3% gerealiseerd worden door verlagen van de uitgaven. Verdere stijging van de collectieve lasten – volgens de gangbare definitie – wordt daarmee voorkomen.

Probleem is echter dat daarbij niet naar de werking van de economie gekeken wordt, maar naar de gangbare definities en wat daar onder valt. Het gebruikelijke Haagse cijferfetisjisme dus. Als je dat wel doet, en naar de economische effecten van het kabinetsbeleid kijkt, zie je dat het kabinet de private sector allerlei verplichtingen en lasten oplegt, die je eigenlijk tot de collectieve lasten zou moeten rekenen. Verborgen collectieve lasten dus. Ik noem twee voorbeelden.

Vorige week heeft het kabinet de Participatiewet naar de Kamer gestuurd. Met veel mooie woorden wordt daarin de verantwoordelijkheid die het Rijk heeft voor het arbeidsmarktbeleid voor mensen met een handicap doorgeschoven naar sociale partners en gemeenten. Onderdeel daarvan is dat bedrijven arbeidsplaatsen creëren voor mensen met een beperking. Dit is een uitvloeisel van het in april gesloten Sociaal Akkoord, verder uitgewerkt in het Herfstakkoord (met D66, CU en SGP). Het gaat daarbij om in totaal 100.000 arbeidsplaatsen voor mensen met een beperking, die anders als gevolg van het kabinetsbeleid op straat komen te staan. Met andere woorden: de werkgevers moeten dit maar opknappen en als dat niet lukt, zal de Quotumwet in werking treden, die dit als een verplichting oplegt.

Het is natuurlijk een goede zaak als mensen met een beperking werk kunnen vinden bij reguliere werkgevers. Maar dat moet dan voor beide partijen aantrekkelijk worden gemaakt. Als deze werknemers minder productief mochten blijken te zijn – en dus minder kunnen verdienen - dient de overheid daar met een loonkostensuppletie een aanvulling op het inkomen te geven. LibDem pleit daar al voor sinds 2006. De verplichting die de overheid nu wil opleggen komt er in feite op neer dat werkgevers met extra kosten worden opgezadeld, die eigenlijk collectief gefinancierd zouden moeten worden. Verborgen collectieve lasten, dus.

Een ander voorbeeld is de mantelzorg die – onder het motto van ‘Participatiesamenleving’ – wordt opgelegd aan mensen die in hun omgeving (familie, buren) iemand hebben die hulp behoeft. Ook dat is economisch inefficiënt, zie daarvoor mijn blog van 10 november jl. Dit is een andere vorm van verborgen collectieve lasten.

Dit zijn twee voorbeelden van verborgen collectieve lasten; er zijn er meer. Verborgen collectieve lasten zijn economisch inefficiënter dan echte collectieve lasten. Zij zijn alleen verborgen en tellen dus niet mee voor het op cijfers gebaseerde beleid. De  gevolgen zien wij pas over een aantal jaren, mogelijk pas na de volgende verkiezingen.

Je kunt beter iets meer belasting betalen en zorgen dat de economie efficiënt is en iedereen zijn bijdrage daaraan kan leveren, dan opgezadeld zijn met verborgen collectieve lasten, die ongetwijfeld de nodige willekeur, onzekerheid en bureaucratie tot gevolg zullen hebben.

Dit beleid is niet goed voor de economie, niet goed voor de werkgelegenheid en beperkt de vrijheid. LibDem heeft een veel beter alternatief.



zondag 10 november 2013

Participatiesamenleving is niet liberaal

Deze regering heeft het begrip participatiesamenleving omarmd als ideologische dekmantel voor bezuinigingen. Een participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, zonder hulp van de (landelijke) overheid. Zo gedefinieerd lijkt er niets op tegen te zijn: prima als mensen eigen verantwoordelijkheid nemen.

Probleem is echter dat het begrip gehanteerd wordt om de “terugtredende overheid” - lees: bezuinigingen - te rechtvaardigen. En dan gaat het met name om taken op het gebied van sociale zekerheid en zorg die om allerlei redenen beter door de overheid vervuld kunnen worden. Het kabinet vindt dat mensen meer een beroep doen op mantelzorg, op elkaar, moeten doen en pas aankloppen bij de overheid als dat geen resultaat oplevert. En daar ligt het probleem. Deze participatiemaatschappij beknot de vrijheid, leidt tot bedilzucht, bevordert ongelijkheid en willekeur en is economisch inefficiënt. Genoeg redenen om er tegen te zijn.

De verplichting een beroep op anderen te doen beknot de vrijheid van zowel degene die de hulp aanbiedt als van die die er om vraagt. Het is prima om af en toe vrijwillig boodschappen voor de buurman te doen. Als het uitkomt. Maar soms komt het niet uit en moeten de boodschappen wel gedaan worden. En dan is de verplichte mantelzorg voor beide partijen belastend. Vandaar dat een systeem waarbij de overheid zorgt dat mensen die hulp behoeven die ook krijgen voor alle partijen de meeste vrijheid biedt. Bedacht zij dat het niet alleen gaat om het doen van boodschappen, maar ook andere vormen van verzorging, waaronder persoonlijke verzorging. Ook daar kan het zeer belastend zijn steeds een beroep op familie of buren te moeten doen.

In de plannen van het kabinet komt in de toekomst een (gemeente)ambtenaar in een gesprek ‘aan de keukentafel’ beoordelen of iemand voor hulp van de overheid in aanmerking komt. Het gaat daarbij niet alleen om de vraag of iemand wel zelf boodschappen kan doen, maar ook of hij geen familie of buren heeft, die hem daarmee kunnen helpen. Heeft hij wel voldoende een beroep op potentiële mantelzorgers gedaan? Kan zijn dochter hem niet komen helpen? of de buurman? Dit zal tot een hoge mate van bedilzucht leiden. Er zal op zijn minst morele druk op de betrokkenen worden uitgeoefend.

En dan de ongelijkheid. Een kenmerk van de rechtstaat is dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. In de “participatiemaatschappij” zoals het kabinet die voor ogen heeft, kan dat niet meer. De uitvoering van de resterende zorgtaak van de overheid wordt immers aan de gemeenten opgedragen en iedere gemeente zal haar eigen beleid voeren. En ieder geval is natuurlijk uniek, zodat er binnen één gemeente weinig vergelijkbare gevallen zullen zijn. Ongelijkheid en willekeur zullen het gevolg zijn.

De hele operatie is in gang gezet omdat het uiteindelijk economisch efficiënter zou zijn: de overheid hoeft geen belasting te heffen als burgers de werkzaamheden zelf buiten de overheid om verrichten. Maar is deze oplossing nu economisch efficiënter? Vroeger bleven mensen vaak in dezelfde plaats wonen, vaak vlak bij hun ouders. In dat geval kon je makkelijk je ouders verzorgen als die hulpbehoevend waren. Nu is dat anders. Mensen wonen doorgaans verder van hun familie vandaan. Dat wordt ook gestimuleerd en het past bij een economie waarin men niet meer zijn hele leven bij één werkgever werkt. Maar kan van iemand die in Amersfoort woont verwacht worden dat hij dagelijks naar Utrecht reist om zijn vader te verzorgen? Dat kost zowel tijd als geld. Het is economisch veel efficiënter om dan maar iets meer belasting te betalen, waardoor de overheid kan zorgen dat iemand in Utrecht boodschappen doet, liefst voor een aantal mensen tegelijk. Uiteindelijk zal de “participatiemaatschappij” niet alleen ten koste gaan van het welzijn, maar ook van de welvaart: de Nederlandse economie wordt minder efficiënt. Is dat wat het kabinet beoogt?

De “participatiemaatschappij” staat dan ook op gespannen voet met een andere doelstelling van het kabinetsbeleid, namelijk om de arbeidsmarkt te flexibiliseren. Je kunt niet aan de ene kant verwachten dat mensen verhuizen om elders werk te vinden en aan de andere kant dat zij mantelzorg bieden aan familieleden. Deze inconsistentie is tekenend voor de wijze waarop de huidige Haagse politiek werkt: geen doordachte visie op hoe de samenleving en de economie in de 21e het best kan functioneren.

De “participatiemaatschappij” zoals het kabinet die voor ogen heeft, leidt dus tot minder vrijheid, tot betutteling, tot ongelijkheid en willekeur en is economisch inefficiënt. Zij staat haaks op de idealen van het liberalisme. Zij staat zeker haaks op de visie van LibDem: een maatschappij waarin het individu zo veel mogelijk vrijheid geniet.




donderdag 26 september 2013

Perspectief!

De eerste termijn van de Algemene Politieke Beschouwingen 2013 is een goede weerspiegeling van de politieke malaise waar Nederland in verkeert. Wilders opende een frontale aanval op het kabinet en wees er op dat het nauwelijks meer vertrouwen in het land geniet. Zijn motie van wantrouwen werd alleen gesteund door de SP en de PvdD. De rest van het debat was geneuzel op de vierkante millimeter, waarbij Van der Staaij nog een geestig betoog hield.

Dit is niet het politiek debat waar Nederland nu behoefte aan heeft. De economie zit in een recessie en het kabinet neemt allerlei maatregelen die het economisch klimaat alleen maar verslechteren. Maatregelen die niet alleen de koopkracht, maar ook de zekerheid en het vertrouwen in de toekomst aantasten. En dat alles met overwegend steun van de partijen van de voormalige Kunduz-coalitie.

Het budgettaire kompas en de staatsschuld zijn nu heilig en in de Tweede Kamer heeft niemand er oog voor dat werkloosheid en bedrijven die failliet gaan een veel grotere hypotheek op de toekomst leggen dan een iets hogere staatsschuld. En om de begrotingsdoelstellingen te halen worden allerlei maatregelen bedacht die op korte termijn geld moeten opleveren. Vaak zijn zij niet doordacht en zullen zij op langere termijn meer geld kosten.

De mensen zijn daardoor het vertrouwen in de politiek kwijtgeraakt. Niet zo zeer omdat zij in hun portemonnee worden getroffen. Onder omstandigheden, en indien nodig, is men best bereid een koopkrachtverlies te nemen of anderszins in te leveren. Maar dan moet het zinvol zijn en men moet het gevoel hebben dat het ergens toe leidt. Dat is nu niet het geval: het is een brij van hap-snap maatregelen, waar de samenhang ontbreekt. Zij zijn vaak niet consistent en de mensen voelen dat het in wezen niet klopt. Om er een ideologisch sausje overheen te gieten is de term ‘participatiemaatschappij’ bedacht, wat dat ook moge zijn.

Waar Nederland behoefte aan heeft is perspectief. Perspectief op een toekomst. De mensen moeten zien dat het beleid ergens toe leidt. Zij moeten zicht hebben op een samenleving waar zij zich thuis in voelen en die de uitdagingen van de 21e eeuw aan kan. Dat is meer dan alleen een kreet lanceren, dat vraagt om een samenhangende en consistente visie.

Op bijna alle beleidsterreinen heeft LibDem een visie die duidelijk anders is dan die van de huidige partijen in de Tweede Kamer.

Dat geldt in de eerste plaats voor de economische ordening, waar LibDem een samenleving voorstaat die zowel ruimte geeft aan ondernemers als een goed sociaal vangnet heeft. Een flexibele arbeidsmarkt wordt gecombineerd met een hoog niveau van sociale zekerheid, waarbij iemand die werkloos wordt in principe niet in inkomen achteruit gaat, mits hij zich inspant nieuw werk te vinden. Dat is in de Nederlandse politiek een unieke combinatie. De Nederlandse economie kan daarmee beter inspelen op de uitdagingen van de 21 eeuw.

Voor de korte termijn stelt LibDem werkgelegenheid boven overheidsfinanciën. Eerst zorgen dat zo veel mogelijk mensen aan het werk kunnen door het op peil houden van de binnenlandse bestedingen. Dat is goed voor de economie en uiteindelijk beter voor de overheidsfinanciën dan het huidige afbraakbeleid.

De woningmarkt zit nog steeds op slot. Het in het voorjaar gesloten woonakkoord brengt daar geen verandering in en biedt nog geen begin van een perspectief op een evenwichtige woningmarkt, voor zowel kopen als huren. Zolang dat er nog niet is, zullen mensen terughoudend zijn om te kopen en zullen de prijzen blijven dalen. LibDem vindt dat er eerst consensus moet zijn over wat op de langere termijn een evenwichtige woningmarkt is. Pas dan kun je afspreken hoe en in welk tempo je daar heen gaat en welke maatregelen je daarvoor moet nemen. Wat nu gebeurt is het omgekeerde: maatregelen nemen zonder dat je weet waar je op de lange termijn naar toe gaat. Dat gaat dus niet werken!

Op het terrein van de zorg vindt LibDem dat de verzekeraars te veel macht hebben. Dat is één van de weeffouten van het in 2006 ingevoerde zorgstelsel. Dat vinden velen in Nederland, maar als enige politieke partij wil LibDem de macht van de verzekeraars terugdringen.

De essentie is dat je de mensen perspectief biedt. Perspectief op een samenleving die evenwichtig en rechtvaardig is en waarin iedereen vrij is zijn leven richting te geven. Een samenleving waarin de Nederlanders zich thuis zullen voelen. Dan weet je waar je aan toe bent.

Een dergelijk perspectief is nu in de politiek afwezig. Er is volstrekte ideeënarmoede en veel partijen zijn zelf op zoek naar hun koers. Het beleid is daardoor een samenraapsel van ad hoc maatregelen zonder samenhang. Je moet pas hervormen als je een plan hebt en niet hervormen om het hervormen. Als dat zo doorgaat, zal het vertrouwen in de politiek alleen maar verder afnemen.

Nederland heeft dringend behoefte aan perspectief. Dat geeft weer vertrouwen in de toekomst en in de politiek. Dat is ook goed voor de economie.

LibDem biedt een perspectief op een samenleving die én liberaal én sociaal is.




donderdag 5 september 2013

Dit mooie land verdient beter

De H.J. Schoolezing die premier Rutte afgelopen maandag in de Rode Hoed gehouden heeft kan zeer als zeer geslaagd worden beschouwd: hij maakt in één klap duidelijk waarom er zo weinig vertrouwen is in de politiek en waarom de Nederlandse economie zo slecht presteert.

Dat begint al direct bij de opening. Rutte houdt niet van visie en zal die niet geven. Hij maakt er ook direct een karikatuur van: visie als ‘format hoe het allemaal precies moet en waar we over 25 jaar achter de komma uit moeten komen’. Als dat visie zou zijn, valt de weerzin van Rutte te begrijpen. Maar het is een misvatting. Visie is een samenhangend beeld waarin uitgangspunten en principes op hoofdlijnen voor de verschillende beleidsterreinen verder worden uitgewerkt. Visie moet in de politiek centraal staan; zij zorgt voor de samenhang tussen de beleidsterreinen. Visie zorgt er ook voor dat het beleid consistent is.

Door het ontbreken van visie is de boodschap van Rutte niet meer dan een onsamenhangende opsomming van beleidsmaatregelen. De enige ‘visie’ die er aan te grondslag ligt is dat wij aan de tekortnorm van 3% moeten voldoen. Wat er uit voortvloeit, is een aantal maatregelen die niet meer zijn dan deeloplossingen van deelproblemen. Maar die vaak zo ondoordacht zijn dat zij weer andere problemen veroorzaken.

Het ontbreken van visie is één van de belangrijkste redenen van de ontevredenheid over de politiek. Dat blijkt onder meer uit de laatste peiling van Maurice de Hond, waarin de coalitiepartijen fors zetels verliezen en bij elkaar slechts 32 zetels zouden behalen. Rutte mag zich dat aantrekken. Maar zijn H.J. Schoolezing bevestigt alleen het geringe vertrouwen dat de kiezer in hem kan stellen.

Het geringe vertrouwen van de kiezer verklaren doordat ‘er nu eenmaal impopulaire maatregelen genomen moeten worden’ is al te goedkoop. Bij hervormingen zijn er altijd kiezers die er meer door geraakt worden dan andere. Veel kiezers accepteren dat, ook degenen die er door getroffen worden, mits er maar een duidelijk verhaal achter de maatregelen zit. En die ontbreekt nu.

Het resultaat is een verzameling ad hoc maatregelen die als enig doel hebben dat zij op korte termijn geld opleveren en soms op langere termijn geld kosten. Maar al te vaak zijn dat maatregelen die ondoordacht zijn. Een belangrijke oorzaak is dat die ad hoc maatregelen afkomstig zijn van partijen zonder visie. Denk maar aan het belasten van de reiskosten. Op welke visie was dat gebaseerd? Of de inkomensafhankelijke zorgpremie. Maar denk ook aan het doorschuiven van Rijkstaken naar gemeenten. Of het ondoordacht samenvoegen van provincies. Of het halfbakken woonakkoord.

Nederland heeft dringend behoefte aan een doordachte visie op allerlei beleidsterreinen: samenleving, economie, arbeidsmarkt, ondernemingen, sociale zekerheid, woningmarkt, zorg, milieu, Europa, etc. Zonder visie zul je de woningmarkt niet vlot trekken, hoe veel garanties de overheid ook gaat geven. Zonder visie krijg je geen efficiëntere en betere zorg. Zonder visie een hap-snap beleid ten aanzien van Europa: wel Eurosceptische taal uitslaan, maar toch meer bevoegdheden overdragen.

En dan de economie. Rutte draait het riedeltje over de staatsschuld weer af. Alsof staatsschuld onder alle omstandigheden slecht is. De oplopende werkloosheid noemt hij wel even, maar er is geen begin van een analyse van de oorzaken. Laat staan een oplossing of een perspectief. Alsof Nederland niet te kampen heeft met een forse onderbesteding. Alsof er geen absurd hoog overschot op de lopende rekening is: als land verdienen wij per jaar € 53 mrd meer dan dat wij uitgeven. Onder die omstandigheden moet de overheid niet zo sterk bezuinigen. Als je dat wel doet, krijg je nog meer onderbesteding, een krimpende economie en stijgende werkloosheid. Het kabinet voert dus precies het verkeerde beleid.

Rutte gaat de discussie hierover uit de weg door de metafoor te gebruiken van een arts die bij een ernstig zieke patiënt komt en hem een medicijn toedient. ‘Die moet natuurlijk niet eerst uitgebreid de bijwerkingen gaan lezen en bestuderen, want daar is de patiënt echt niet bij gebaat.’ Het gaat echter niet om de bijwerkingen, de arts geeft domweg het verkeerde medicijn. De patiënt wordt er alleen maar zieker door. En als je dan het gevoel hebt dat de arts een kwakzalver is, dan is het wel verstandig om de bijsluiter te lezen en nog verstandiger om de medicijn te weigeren. En nog beter: een andere arts zoeken.

Er is dringend behoefte aan een ander geluid, aan perspectief. Aan een visie op de samenleving en de economie in de 21e. Met een afgestoft negentiende-eeuws liberalisme kom je er niet. LibDem heeft een modernere, sociaal-liberale visie geformuleerd en daagt andere politieke partijen uit om daar op gelijke wijze een andere visie tegenover te stellen. Maar zolang dat niet gebeurt, zal de kiezer ontevreden blijven.

Met zijn H.J. Schoolezing heeft Rutte een heel duidelijk laten zien waarom de kiezer ontevreden is en waarom de Nederlandse economie zo slecht presteert.
Dit ‘mooie land’ verdient beter




vrijdag 17 mei 2013

Vertrouwen in de politiek


Volgens de laatste peiling van Maurice de Hond zou de coalitie van VVD en PvdA nu 44 zetels halen, 35 minder dan bij de verkiezingen op 12 september 2012. Als de Tweede Kamer volgens die laatst peiling was samengesteld zou de motie van wantrouwen tegen staatssecretaris Weekers met 97 stemmen zijn aangenomen. Het steunen van een falende staatssecretaris zal het vertrouwen in de politiek niet bevorderen.

Het vertrouwen in de politiek is al jaren laag. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat nu minder dan één derde van de kiezers steun geeft aan de regering. Dat blijkt ook uit de partijen die hun aanhang zien groeien: PVV en 50Plus; deze partijen kunnen in de eerste plaats als protestpartij worden gezien, aangezien het onwaarschijnlijk is dat de kiezers door hun visie of partijprogramma worden aangesproken.

Het duidelijkste blijkt het geringe vertrouwen uit het aantal zetels dat de traditionele middenpartijen (VVD, PvdA, D66 en CDA) nu bij verkiezingen zouden halen: 73. Zelfs Paars plus het CDA zouden nu dus niet in staat zijn om een regering te vormen die een meerderheid heeft in de Tweede Kamer.

Het geringe vertrouwen in de politiek kan niet alleen verklaard worden door het laten zitten van falende staatssecretarissen. Ook voordat Teeven en Weekers vanwege partijpolitiek opportunisme mochten blijven zitten, was het vertrouwen al tot een dieptepunt gezakt. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat geen van de politieke partijen – wellicht met uitzondering van de SP – een duidelijke en consistente visie heeft op de samenleving en de economie in de 21e eeuw. De meeste partijprogramma’s staan bol van de ad hoc maatregelen, die soms leuk bedacht zijn, maar waar geen consistente en samenhangende visie achter zit. Het gevolg is dat de ene ad hoc maatregel bij coalitievorming wordt uitgeruild tegen de andere en dat de kiezer het gevoel heeft dat er maar wat gedaan wordt. Dat gevoel is dan terecht!

Er zijn talloze voorbeelden, zoals de inkomensafhankelijke zorgpremie en het belasten van de reiskostenvergoeding. Maar ook de in het regeerakkoord overeengekomen hervormingen van de arbeidsmarkt of de ondoordachte bezuinigingen. Er wordt vaak stoer gezegd dat je nu eenmaal als verantwoordelijke regering impopulaire maatregelen moet nemen, maar dat is niet het probleem. De meeste mensen begrijpen wel dat je soms impopulaire maatregelen moet nemen. Het grootste probleem is de inconsistentie met andere maatregelen. Hoe kun je enerzijds zeggen dat je werk moet zoeken, ook (ver) buiten je woonplaats en anderzijds de vergoeding voor het woon-werkverkeer willen belasten? Hoe kun je enerzijds een maatschappij willen waar je geacht wordt aan het arbeidsproces deel te nemen en anderzijds een groter beroep willen doen op mantelzorg?

Het belasten van het reiskostenforfait en de inkomensafhankelijke zorgpremie zijn voorbeelden waar de kiezer in opstand komt tegen de voorgenomen maatregel, die vervolgens weer (terecht) teruggedraaid worden om al te grote ontevredenheid te voorkomen. Dat lukt evenwel niet altijd. Bij het afschaffen van de reiskostenvergoeding is dat overigens alleen gelukt omdat er ondertussen verkiezingen waren uitgeschreven.

Maar het gebrek aan visie heeft ook tot gevolg dat geen beleid wordt gevoerd of noodzakelijke maatregelen niet genomen worden. Dat geldt voor bijna alle beleidsterreinen. Denk aan Europa, de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de zorg, het milieu. Voor al deze beleidsterreinen is het essentieel een op een consistente visie gebaseerd beleid te voeren. Die visie ontbreekt, waardoor er geen of een onduidelijk beleid wordt gevoerd. Denk bijvoorbeeld aan Europa waar minister-president Rutte uitdrukkelijk zei geen behoefte te hebben aan ‘vergezichten’. Geen wonder dat er dan een beleid uit rolt waarbij langzamerhand steeds meer bevoegdheden aan een ondemocratisch Europa worden overgedragen.

Denk ook aan de woningmarkt. Minister Blok heeft in februari met een aantal oppositiepartijen een Woonakkoord gesloten. Met veel tamtam is dit aangekondigd als dé oplossing die de woningmarkt weer op gang zal helpen. Niet dus. Het woonakkoord is een samenraapsel van halve maatregelen, maar een duidelijk en noodzakelijk zicht op een evenwichtige woningmarkt ontbreekt. Het is evident dat over enige tijd weer een aantal ‘fundamentele maatregelen’ moeten worden genomen. Wie durft onder deze omstandigheden nog een huis te kopen?

LibDem vindt dat een betrouwbare politieke partij gebaseerd moet zijn op een ideologie: een consistente en samenhangende visie op samenleving en economie. Hierop kan dan het verkiezingsprogramma en het beleid gebaseerd zijn. De kiezer stemt dan niet zo zeer op het verkiezingsprogramma – dat kan na 6 maanden al weer achterhaald zijn – maar wel op de visie waarop dat gebaseerd is. Pas dan kan een politieke partij ook een betrouwbaar beleid voeren.

LibDem heeft daarom haar visie in de eerste plaats neergelegd in de uitgangspunten, die in 2008 zijn vastgesteld. Deze uitgangspunten hebben een permanente waarde, ook al kunnen zij – mocht dat nodig zijn – na verloop van tijd geactualiseerd worden. De uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het manifest ‘Én liberaal én sociaal’ uit 2012, waarin met name de visie op de economische ordening is uitgewerkt. Deze is toegesneden op de economie in de 21e eeuw en wijkt af van die van alle andere politieke partijen die nu in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn. LibDem daagt alle andere partijen uit daar een antwoord op te geven, zo zij daar toe in staat zijn. Dat vraagt om een inhoudelijk debat.

Het ontbreken van een ideologie en van een consistente visie bij de meeste politieke partijen is de belangrijkste reden dat er weinig vertrouwen is in de politiek. Zolang dat het geval is, zal het ongenoegen over de Haagse politiek alleen maar toenemen. Het is dan wachten op de volgende protestpartij die dat ongenoegen weet te verzilveren. Maar er is een alternatief!

vrijdag 12 april 2013

Sociale dissonant


Het overleg tussen kabinet, vakbonden en werkgevers heeft tot een sociaal akkoord geleid en zoals te verwachten valt zijn de deelnemers aan dit overleg zeer voldaan over het bereikte resultaat. Maar moeten degenen die niet aan het overleg deelnamen – de overige Nederlanders dus – er tevreden mee zijn?

Het akkoord heeft zeker een aantal positieve aspecten. Als is het alleen maar omdat een aantal ondoordachte maatregelen uit het regeerakkoord niet doorgaan. Deze maatregelen waren vooral ondoordacht omdat zij hetzij niet in een bredere context waren gezet - er lag geen duidelijke visie aan ten grondslag - hetzij verkeerd getimed waren. Het is economisch onverstandig - en bovendien asociaal - om in tijden van crisis zowel het ontslagrecht te versoepelen als de werkloosheidsuitkeringen te verlagen. Ook was het onverstandig om de werknemers in de zorg op de nullijn te zetten. Hierdoor verlaag je de koopkracht - hetgeen niet goed is voor de economie - en bovendien is het onrechtvaardig.
Het wegnemen van deze ondoordachte maatregelen kan dus als positief worden gezien.

Afgezien van het schrappen van verkeerde maatregelen uit het regeerakkoord, heeft het sociaal akkoord weinig te bieden als perspectief voor de toekomst. Er spreekt in ieder geval geen duidelijke visie uit hoe de economie in de 21e eeuw moet functioneren, laat staan hoe wij uit de crisis komen. Dat viel ook niet te verwachten, gelet op het voorliggend regeerakkoord. De inzet van de onderhandelingen was niet om een goed doordacht goed pakket maatregelen te nemen om uit de crisis te komen. De insteek was voor de vakbonden en werknemers om een aantal door hen verfoeide maatregelen uit het regeerakkoord te schrappen en voor het kabinet om draagvlak te krijgen, opdat in ieder geval nog iets van het regeerakkoord overeind kon blijven. Het resultaat is navenant.

Het akkoord is dus duidelijk niet een nieuw akkoord van Wassenaar. In dat in 1982 gesloten akkoord kwamen de sociale partners en het kabinet overeen om de lonen te matigen in ruil voor arbeidstijdverkorting. Een dergelijke maatregel was toen zinvol, omdat voortdurende loonstijgingen de concurrentiepositie hadden uitgehold. En de afgesproken loonmatiging heeft effect gehad: de export steeg en de Nederlandse economie trok aan.
Het akkoord van Wassenaar was gesloten vanuit een duidelijke en consistente visie op de economie. Die ontbreekt nu en die ontbrak ook in het regeerakkoord. Hoe LibDem daar over denkt, staat in het manifest ‘Én liberaal én sociaal’, dat een visie geeft op de samenleving en de economie in de 21e eeuw.

Waar het akkoord duidelijk tekort schiet is in de behandeling van de arbeidsgehandicapten. De regering bezuinigt fors op de sociale werkplaatsen, waardoor veel arbeidsgehandicapten op straat komen te staan. Dat is niet alleen een asociaal beleid, maar is ook economisch onverstandig: het gaat om mensen voor wie het zonder steun moeilijk is aan het arbeidsproces en de samenleving deel te nemen. Om de bezuinigingen te compenseren was in het regeerakkoord opgenomen dat bedrijven met meer dan 25 werknemers een verplicht zouden worden 5% arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Dat is ook duidelijk een ondoordachte en zelfs asociale maatregel. Werkgevers waren daar terecht tegen en deze compenserende maatregel is daarom geschrapt. Wat er voor in de plaats is gekomen is de belofte van werkgevers om 100.000 banen voor arbeidsgehandicapten te scheppen. Dat gaat dus nooit lukken! Arbeidsgehandicapten vallen hiermee tussen wal en schip. Beter was geweest om dan ook de bezuinigingen op sociale werkplaatsen terug te draaien.

Wat het akkoord zeker niet bereiken zal is het herstellen van het consumentenvertrouwen. Wel worden – vooralsnog – een aantal onzekerheden weggenomen, zoals een kortere werkloosheidsuitkering bij ontslag. Maar daartegenover staan andere onzekerheden die de koopkracht aantasten, zoals de premie voor werknemers om de extra werkloosheidsuitkeringen te kunnen betalen. Ook dreigt het kabinet met nieuwe bezuinigingen als in het najaar blijkt dat het tekort in 2014 boven de 3%-norm komt. Je kunt nu al voorspellen dat dat het geval zal zijn. En die bezuinigingen leiden weer tot extra onzekerheid.

Helemaal bont maakt minster Dijsselbloem het: ‘Dit akkoord is een belangrijke doorbraak en nu is er duidelijkheid. Het is goed dat werknemers, werkgevers en het kabinet de krachten bundelen en ik reken erop dat de gemaakte afspraken een positieve uitwerking hebben op onze economie’. Als deze maatregelen in zijn ogen zo positief zijn, waarom heeft hij ze dan niet eerder bedacht? Hij is per slot van rekening één van de architecten van het regeerakkoord. Of geeft hij hiermee impliciet de ideeënarmoede van het regeerakkoord toe?

De deelnemers aan het overleg zullen luid verkondigen dat zij een mooi akkoord hebben gesloten. Maar de overige Nederlanders hebben weinig om tevreden over te zijn, ook al gaan een aantal slechte maatregelen niet door. Dit akkoord is niet wat wij nu nodig hebben om Nederland uit de crisis te krijgen. Daarvoor hebben wij een duidelijke visie nodig over hoe de economie dient te functioneren. Daarvoor hebben wij ook een goed sociaal beleid nodig.
Dit is in feite geen sociaal akkoord, eerder een sociale dissonant.

donderdag 11 april 2013

Economie


Gisteren (10-4) publiceerde de Europese Commissie het resultaat van de diepgaande evaluatie in het kader van de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden. Van 13 landen, waaronder Nederland, had de Commissie geconstateerd dat er sprake was van macro-economische onevenwichtigheden. Eén van de onevenwichtigheden in Nederland is het hoge overschot op de lopende rekening. Deze bedroeg in 2011 maar liefst 7,5% van het bruto binnenlands product (bbp). Het Centraal Planbureau voorspelde vorige maand dat dit in 2013 tot 8¾ % zal stijgen en in 2014 tot 9%.

Een dergelijk groot overschot is niet goed voor het herstel van de onevenwichtigheden in Europa. Maar het is ook niet goed voor Nederland. Het Centraal Planbureau schrijft het hoge overschot op de lopende rekening toe aan lage binnenlandse bestedingen: de consumptie en de investeringen dalen in 2013. En hoe komt het dat de consumptie daalt? Het CBS constateerde dat het consumentenvertrouwen in februari tot een historisch dieptepunt van minus 44 punten was gedaald.

Dalend consumentenvertrouwen leidt tot lagere bestedingen, waardoor het aantal faillissementen en de werkloosheid toenemen. In het eerste kwartaal ging een record aantal bedrijven failliet: gemiddeld 734 per maand. Mede daardoor is de werkloosheid in februari gestegen tot 7,7%.  Dat is al aanzienlijk slechter dan de voorspelling die het Centraal Planbureau in maart deed voor heel 2013: 6¼ %. Met een stijgende werkloosheid zal die dus aan het eind van het jaar fors hoger uitkomen. Dit lijken abstracte cijfers, maar het gaat wel om mensen die geen werk kunnen vinden!

Het zou dus goed voor de economie – van Nederland en van Europa – zijn als de binnenlandse bestedingen in Nederland weer zouden aantrekken. Daarvoor moet het consumentenvertrouwen weer herstellen. Daar is voorlopig echter nog geen sprake van.

Eén van de belangrijkste oorzaken voor het gedaalde consumentenvertrouwen is de continue bezuinigingsdrift van de meeste politici. Al eerder heb ik betoogd dat de politici bezig zijn de vorige crisis – die uit de jaren 1980 – te bestrijden en dat de huidige crisis om een bestedingsimpuls vroeg. Gelukkig zijn de meeste economen het daar over eens.

Het blijft een merkwaardig verschijnsel dat daar waar de meeste economen het eens zijn dat Nederland niet nog meer moet bezuinigen, er geen politieke partij in de Tweede Kamer is die sterk oppositie voert tegen het desastreuze beleid dat nu gevoerd wordt. Rens van Tilburg heeft daar vorige maand in de Volkskrant een interessante analyse over geschreven. In zijn column met de titel ‘Lemmingenakkoord’ behandelt hij een drietal redenen: ze zijn bang de fouten uit de jaren zeventig (de vorige crisis) te herhalen, zij onderschatten het negatief effect van bezuinigingen op de economie en zij willen graag daadkrachtig lijken.

Rens van Tilburg denkt dat met name het laatste een belangrijke rol speelt omdat politici graag aan de calvinistische inborst van de Nederlandse kiezer appelleren en bang zijn anders als potverteerders te worden gezien, hetgeen electoraal ongunstig zou zijn. Net als Colijn in de jaren dertig hebben zij geen verstand van economie, waardoor zij een beleid voeren dat de economie verder verslechtert. Maar omdat er geen inhoudelijk debat over de economie wordt gevoerd en alle politici in de Tweede Kamer zich achter het bezuinigingsbeleid hebben geschaard, durft niemand van deze lijn af te wijken. De politici zijn zo gevangen in wat economen een ‘slecht evenwicht’ noemen en waar niemand als eerste durft uit te stappen. Hen rest niets anders dan als een stel lemmingen de afgrond in te springen.

Ondertussen verbazen velen zich over de hardnekkige bezuinigingswoede die zich van Den Haag heeft meester gemaakt en die de economie nog verder in het slop brengt. Vorige week was ik bij de kapper en Nicole die mij knipte wist haarfijn uit te leggen dat geld moest rollen om de economie weer op gang te krijgen. Zij had tenminste wel opgelet bij de lessen economie op school. Waarom zegt niemand dat in de Tweede Kamer?

Maar het zijn niet alleen de Haagse politici die dit funeste beleid ondersteunen. Regelmatig hoor je op de radio mensen die door bezuinigingsmaatregelen getroffen worden en dan gelaten zeggen ‘het is crisis en wij moeten nu eenmaal allemaal een stapje terug doen’. Dat wordt helaas onweersproken voor waar aangenomen. Waar blijft de kritische interviewer of journalist die dan vraagt hoe de spreker er bij komt dat ‘bezuinigen nu eenmaal moet’?

Zolang iedereen die bezuinigingswoede voor zoete koek slikt en niet kritisch de vraag gesteld wordt op waarom dat nu nodig zou zijn, zal de Haagse politiek de Nederlandse economie steeds verder de afgrond in bezuinigen. Ten koste van nog meer faillissementen en nog meer werklozen, dat wel.